Term
| Wat word er bedoeld met persoonlijkheid? |
|
Definition
| Het patroon van karakteristieke gedachten, gevoelens en gedragingen dat de ene persoon van de ander onderscheidt en dat constant blijft in de tijd en in verschillende situaties. |
|
|
Term
| Welke 2 benadering zijn te onderscheiden in psychologie op het gebied van persoonlijkheid? |
|
Definition
1. Wordt beschreven hoe mensen in elkaar zitten en welke drijfveren er aan hun gedrag ten grondslag liggen. Het gaat om de algemene wetmatigheden.
2. Vraagt om welke specifieke persoonskenmerken er zijn en hoe mensen daarin van elkaar verschillen. |
|
|
Term
| Wat houdt de psychoanalystische benadering van Freud in? |
|
Definition
| Volgens Freud zijn er twee aangeboren drijfveren (seksualiteit en agressie). Hoe mensen omgaan met deze drijfveren ligt in de persoonlijkheidsstructuur vast. |
|
|
Term
| Wat houd de persoonlijkheidsstructuur in? |
|
Definition
- Es: is onbewust. Bevat energieen die mensen aanzet tot gedrag. Het Es streeft naar de onmiddelijke bevrediging van beide energieen, onafhankelijk van de gevolgen ervan. Het lustprincipe.
Ich: is bewust. leert om aan het lustprincipe uiting te geven op een manier die voor de sociale omgeving aanvaardbaar is. Realiteitsprincipe.
Uber-ich: Heeft met moraliteit te maken. Bestaat uit het geweten en het Ich-ideaal. |
|
|
Term
| Conflicten met verschillende persoonlijkheidsstructuren leidt tot angst. Welke soorten angst kan dat veroorzaken? |
|
Definition
- Neurotische angst: een sterke Es die een zwakke Ich dreigt te gaan overheersen en men onbelemmerd uitdrukking dreigt te geven aan de eigen drift.
- Morele angst: sterke Uber-ich domineert het Ich. Iemand kan zich onbewust straffen voor een kleine overtreding of een eenvoudige wens. |
|
|
Term
| Wat zijn afweermechanismen? Noem een aantal voorbeelden. |
|
Definition
Volgens Freud hebben mensen diverse psychologische technieken om die angsten te bezweren. Deze technieken werken grotendeels onbewust. Ontkenning, verdringing, rationalisering, projectie, reactievorming, verplaatsing en sublimatie. |
|
|
Term
| Wat betekent zelfactualisatie? |
|
Definition
| Het streven naar het goede en de optimale verwezenlijking. |
|
|
Term
| Het psychologische welzijn heeft te maken met het actuele zelf en het ideale zelf. Wat kunnen een bedreiging van dit welzijn zijn? |
|
Definition
Weinig capaciteiten: iemand ontwikkelt een negatief of laag zelfbeeld omdat de persoon over weinig capaciteiten beschikt.
Hoge eisen: mensen verschillen in de eisen die ze aan zichzelf stellen. |
|
|
Term
| Wat houd de trekkenbenadering in? |
|
Definition
| Gaat om het vaststellen van de stabiele persoonskenmerken die uniek zijn voor elk individu afzonderlijk. Deze trekken zijn aangeboren kenmerken. |
|
|
Term
| Cattel onderscheidde 16 basisdimensie. Welke 16 basisdimensie en hoe heet de vragenlijst welke er word afgenomen om je kwaliteiten te testen? |
|
Definition
| Sixteen Personality Factor Questionnare bestaat uit de volgende basisdemensie: sociaal, intelligent, emotioneel stabiliteit, dominantie, stemming, gewetensvol, brutaliteit, gevoeligheid, achterdocht, vindingrijk, sluwheid, schuldbewust, radicaal, onafhankelijkheid, discipline en gespannenheid. |
|
|
Term
| Welke 5 dimensies heeft de Big Five? |
|
Definition
1. Introversie versus extraversie
2. mildheid versus eigengereid
3. Plichtsgetrouw versus gemakzuchtig
4. Emotioneel stabiel versus rusteloos
5. Openheid versus starheid. |
|
|
Term
| Waarom is een zelfrapportage niet altijd betrouwbaar? |
|
Definition
| De persoon moet zichzelf voldoende kennnen. Ook is de persoon niet altijd eerlijk. |
|
|
Term
| Welke temperamenten zijn te onderscheiden volgens Buss en Plomin? |
|
Definition
1. Activiteit: mate van energie die iemand laat zien.
2. Emotionaliteit: mate waarin iemand gevoelsmatig reageert op situaties.
3. Sociabiliteit: mate waarin iemand graag met andere mensen omgaat en aardig tegen hen is. |
|
|
Term
| Wat betekent een dispositie? In welke situaties kunnen dit gedrag uitdrukking? |
|
Definition
| Dispositie is een neiging van een persoon om zich op een bepaalde manier te gedragen. De 2 soorten situatie die Price en Bouffar onderscheiden is een sterke situatie (krachtige situationele druk op het gedrag van de persoon) en zwakke situaties (externe druk is gering en kan iemand zich naar zijn eigen aard gedragen) |
|
|
Term
| Welke 3 stromingen worden onderscheiden in het nature-nurture debat? |
|
Definition
1. Tabula rasa: geboren als een onbeschreven blad.
2. One-way model: geboren een beperkt aantal aangeboren eigenschappen te wereld.
3. Interaction temperament model: geboren met een beperkt aantal aangeboren eigenschappen die beinvloed moeten worden door de omgeving. |
|
|
Term
|
Definition
| een wens of beweegreden om bepaalde activiteiten uit te voeren of te vermijden. |
|
|
Term
| Welke aangeboren behoeftens heeft de mens volgens Maslow? |
|
Definition
1. Fysieke behoeften
2. Veiligheidsbehoeften
3. Sociale behoeften
4. Erkenning en waardering
5. Zelfactualiseringsbehoeften. |
|
|
Term
| Wat houd het deprivatie-activiatie principe in? |
|
Definition
| Door een ervaren tekort van een behoeften word een persoon aangezet tot gedrag om dat tekort op te heffen. |
|
|
Term
| Welke 3 aangeboren behoeften onderscheid Alderfer? |
|
Definition
1. Existentiele behoeften: materiele zekerheid.
2. Relationele behoeften: goede relaties met anderen, liefde, vriendschap, waardering en status.
3. Groeibehoeften: persoonlijke groei. |
|
|
Term
| Wat houd het frustratie-regressie hypothese in? |
|
Definition
| Mensen zullen meer richten op een behoefte van lager niveau naarmate ze een behoefe op een hoger niveau niet kunnen bevredigen. |
|
|
Term
| Welke 3 basisbehoeften onderscheid Mc Lelland? |
|
Definition
1. Affiliatiebehoefte: het scheppen en onderhouden van goede relaties met anderen.
2. Machtsbehoefte: anderen te domineren en controle over hun uit te oefenen.
3. Prestatiebehoefte: om op allerlei terreinen tot goede prestaties te komen. |
|
|
Term
| Waaruit bestaat de Themathische Apperceptie Test? |
|
Definition
| 31 plaatjes die situaties uitbeelden, die voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Uit de uitleg kan worden afgeleid of iemand sterk gericht is op het leveren van prestaties. |
|
|
Term
| Wat is het verschil tussen intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie? |
|
Definition
Intrinsieke motivatie: mensen zetten zich in omdat ze plezier hebben in bepaalde activiteiten, graag iets goed willen doen of ergens door uitgedaagd willen worden.
Extrinsieke motivatie: mensen zetten zich ergens voor in omdat ze er iets mee verdienen. |
|
|
Term
| Door welke 3 factoren word de mate van inspanning bepaald bij de verwachtingstheorie? |
|
Definition
1. Verwachting: mate waarin iemand verwacht dat hij met zijn inspanning goede prestaties kan leveren.
2. Instrumentaliteit: kans dat de geleverde prestatie daadwerkelijk tot de gewenste opbrengst zal leiden.
3. Valentie: waarde van de verwachte opbrengst. |
|
|
Term
| Wat houd de attirbutietheorie in? |
|
Definition
| Deze geeft aan hoe mensen tot inschatting van hun eigen mogelijkheden komen. |
|
|
Term
|
Definition
| Het proces waarin iemand probeert na te gaan wat de oorzaken van het eigen gedrag zijn. Externe attributie: de oorzaak ligt buiten haarzelf. Interne attributie: de oorzaak ligt in haar zelf. |
|
|
Term
|
Definition
| een reactie op een gebeurtenis, waarbij een beoordeling van die gebeurtenis plaatvindt, een fysiologische reactie optreedt en een gevoel wordt ervaren. |
|
|
Term
| Welke factoren spelen een rol bij emoties? |
|
Definition
- beoordeling an de situatie
- fysiologische reactie
- Gevoel
-Activiteit |
|
|
Term
| Wanneer is er sprake van een cognitieve inschatting? |
|
Definition
| Wanneer wordt nagegaan hoe een bepaalde gebeurtenis moet worden opgevat en wat de invloed is op eigen gemoedtoestand. |
|
|
Term
| Waardoor wordt een lichamelijke reactie veroorzaakt bij een emotie? |
|
Definition
| Door het autonome zenuwstelsel.Het sympathische zenuwstelsel zorgt voor een snelle reactie op een situatie. Het parasympathische zenuwstelsel vertraagt de reactie. Waardoor men weer klam word. |
|
|
Term
| Wat zegt het James-Lange-theorie? |
|
Definition
| Dat de lichamelijke reactie de aard is om een emotie te ervaren. |
|
|
Term
| Wat houdt de Canon-Bard-theorie in? |
|
Definition
| De informatie wordt in twee richtingen gestuurd. Een naar het autonome zenuwstelsel en de andere naar de cerebrale cortex. Die bepaald welke emotie wordt ervaren. |
|
|
Term
| Wat zegt het tweecomponententheorie van Schachter en Stinger? |
|
Definition
| Sluit zich aan bij Canon en Bard. |
|
|
Term
| Wat verstaan we onder het begrip intelligentie? |
|
Definition
| Het vermogen om goed met situaties waarmee ze in het leven geconfronteerd worden om te gaan. De snelheid waarmee we uit ervaringen leren en de vaardigheden waarmee we specifieke bekwaamheden kunnen uitvoeren. |
|
|
Term
| Welke 3 vaardigheden bestaat iemands intelligentie? |
|
Definition
1. Verbale vaardigheden: vermogen om zich goed te uiten in woord en geschrift.
2. Vaardigheden om met nieuwe situaties om te gaan: vermogen om nieuwe problemen op een goede manier aan te pakken en op te lossen.
3. Allerdaagse vaardigheden: het vermogen om allerdaagse problemen aan te pakken. |
|
|
Term
| Wat betekenen vloeiende intelligentie en gekristalliseerde intelligentie? |
|
Definition
Vloeiende intelligentie: het vermogen om informatie waar te nemen, te beoordelen, op te slaan in het geheugen en erover na te denken.
Gekristalliseerde intelligentie: het vermogen om met behulp van het in het geheugen opgeslagen informatie, relaties te begrijpen, beoordelen en problemen op te lossen. |
|
|
Term
| Welke vaardigheden test de huidige Stanford-Binet test? |
|
Definition
- verbaal redeneren
-kwantitatief redeneren
- abstract/visueel redeneren
- het geheugen. |
|
|
Term
| Welke conclusie trok Spearmen? |
|
Definition
| dat er sprake is van een algemene intelligentie (g-factor) en een aantal afzonderlijke factoren (s-factor). |
|
|
Term
| Welke 7 soorten intelligentie onderscheidt Gardner en later samen met Howard? |
|
Definition
1. Linguistische intelligentie: taalvaardigheid die nodig is voor schrijven, vertellen en redeneren.
2. Logisch-wiskundige intelligentie
3. spatiale intelligentie: het vermogen tot goede ruimtelijke orientatie.
4. Muzikale intelligentie
5. Lichaamskinesthetische intelligentie: vermogen tot complexe, nauwekeurige en goed getimede bewegingen.
6. Interpersoonlijke intelligentie: vermogen om goed met anderen om te gaan.
7. Intrapersoonlijke intelligentie: vermogen om eigen beweegredenen, gevoelens, wensen en reacties waar te nemen. |
|
|
Term
| Welke 2 intelligenties werden later nog bij de intelligenties van Gardner en Howard? |
|
Definition
| Emotionele intelligentie en sociale intelligentie |
|
|
Term
| Waarom kan er geen conclusie worden getrokken of intelligentie stabiel is of niet? |
|
Definition
1. IQ test van jonge kinderen bestaat sensomotorische of visuele metingen.
2. In de beginjaren van de ontwikkeling is er nog sprake van rijping. |
|
|
Term
| Wat betekent mentale retardatie? |
|
Definition
| Wanneer men beneden de 70 punten scoort op een intelligentietest, is men zwakzinnig of verstandelijk gehandicapt. Dit kan een genetische oorzaak hebben. |
|
|
Term
|
Definition
| Wanneer men meer dan 130 punten scoord is men hoogbegaafd. Deze mensen zijn vaak nieuwsgierig, nemen makkelijk nieuwe kennis op, begrijpen snel algemene principes en wetmatigheden en leggen sneller verbanden tussen verschillende verschijnselen |
|
|