Term
| Wat is ontwikkelingspsychologie? |
|
Definition
| De ontwikkelingspsychologie beschrijft het proces van veranderingen vanaf de geboorte tot aan de dood in het leven van mensen voordoet en welke mechanismen in dat proces een rol spelen. |
|
|
Term
| Op welke 2 niveau's vindt rijping plaats? |
|
Definition
1. van groot naar klein
2. van eenvoudig naar complex |
|
|
Term
| Geboorteafwijkingen kunnen een erfelijke achtergrond hebben maar het kan ook door factoren die een rol spelen tijdens de zwangerschap, om welke factoren gaat het dan? |
|
Definition
1. (Infectie)ziekten: bv aids, geslachtziekten, diabetes, ronde hond en influenza.
2. Drugs en medicijnen
3. Hoge leeftijd van de moeder. |
|
|
Term
| De fysieke ontwikkeling speelt zich af volgens 2 groeipatronen, welke zijn dat en wat houdt dat in? |
|
Definition
1. Cefalocaudale groei: Het hoofd groeit in eerste instanties het snelst. Hoe verder de lichaamdelen zich van het hoofd bevinden, hoe minder hard ze groeien.
2. Proximodistale groei: de centrale lichaamsdelen ontwikkelen zich eerder dan de lichaamsdelen die zich meer aan het uiteinden bevinden. |
|
|
Term
Wat is een ernstige bedreiging voor de fysieke en motorische ontwikkelingen en hoe zo is dat een ernstige bedreiging?
|
|
Definition
| Ondervoeding, hierdoor blijven kinderen achten op het gebied van groei en motoriek. Ook hebben ze vaak een verminderde hersenontwikkeling en als die ondervoeding chronisch is, kan dat leiden tot een lage inteligentie en mentale retardatie. |
|
|
Term
| Wat is perceptuele ontwikkeling? |
|
Definition
| Ontwikkeling van een aantal sensorische responsen |
|
|
Term
| Welke sensorische responsen zijn bij de geboorte goed ontwikkeld? |
|
Definition
| De tastzin, smaak en reukzin. |
|
|
Term
| Wat bedoelen ze met aandachtsboog en selectieve gerichtheid? |
|
Definition
Aandachtsboog: de tijd waarin men naar hetzelfde object blijft kijken.
Selectieve gerichtheid: Het langer concentreren op een object en afsluiten van andere prikkels. |
|
|
Term
| Wat wordt er bedoelt met Cognitieve ontwikkeling? |
|
Definition
| Ontwikkeling van kennis over de omringende wereld. |
|
|
Term
| Op welke 2 manieren word kennis verworven volgens Jean Piaget? |
|
Definition
1. Assimilatie: een proces waarbij nieuwe informatie wordt ingepast in het bestaande kennisniveau.
2. Accommodatie: proces waarin nieuwe kennis wordt toegevoegd aan de bestaande kennis, waardoor deze zich uitbreidt. |
|
|
Term
| Welke 4 stadia verloopt de cognitieve ontwikkeling volgens Piaget? |
|
Definition
1. Sensomotische stadium (0-2 jaar)
2. Preoperationele stadium (2-7 jaar)
3. concreet-operationele stadium (7-11 jaar)
4. formeel-operationele stadium (vanaf 11 jaar) |
|
|
Term
| Wat houd het sensomotorische stadium in? |
|
Definition
| Ontwikkeling verloopt van reflex tot reflectie. Een peuter kan doelgericht handelen. De peuter krijgt het besef dat dingen blijven staat ook als het niet zichtbaar is (objectpermanentie) |
|
|
Term
| Wat houd het preoperationele stadium in? |
|
Definition
Het opslaan van opgedane kennis in een geordend geheel. De kleuter probeert verbanden te leggen tussen verschijnselen (causaal redeneren).
De omringende werkelijkheid wordt op de zelfde manier gezien als zijzelf. (egocentrisme) |
|
|
Term
| Wat houd de concreet-operationeel stadium in? |
|
Definition
| Zien oorzaak en gevolg. Het kind kan in gedachten de loop van gebeurtenissen omdraaien en terugdraaien. Dit word omkeerbaarheid (reversibiliteit) genoemd. |
|
|
Term
| Welke nieuwe mentale vaardigheden ontwikkelen kinderen in de concreet-operationeel stadium? |
|
Definition
- Classificatie: het vermogen om voorwerpen en personen te groeperen op grond van een gemeenschappelijk kenmerk.
- Conservatie: het vermogen om te begrijpen dat ondanks vormverandering, bepaalde eigenschappen gelijk kunnen blijven. |
|
|
Term
| Welke mentale activiteiten kan een kind als het de neiging tot centratie overwonnen is? |
|
Definition
-Reversibiliteit: kind is in staat om handelingen in gedachten om te keren.
- Seriatie: kind is in staat om voorwerpen te ordenen in volgorde van grootte, lengte of hoogte.
- Transitiviteit: kind is in staat om relaties te leggen tussen gebeurtenissen en daaruit conclusies te trekken. |
|
|
Term
| Wat houd het formeel-operationele stadium in? |
|
Definition
| Kind is in staat om wetmatigheden te ontdekken en om al redenerende tot oplossingen voor problemen te komen. Het kind kan gerichter en systematischer nadenken. (Hypothetisch-deductief redeneren) |
|
|
Term
| Aan welke 3 uitgangpunten benadrukt Piaget zijn theorie over stadia? |
|
Definition
1. De stadia laat kwalitatieve verschillen in het denken zien. Deze verschillen zijn niet gradueel, geven een andere manier van denken aan dan voorheen.
2. Binnen een stadium denken alle kinderen op dezelfde manier over problemen na.
3. Kinderen zijn pas in staat tot een bepaald denkproces als daarvoor een kritische leeftijd bereikt. |
|
|
Term
|
Definition
| de mogelijkheid tot conservatie van kleuters in de sensomotorische fase. De ontwikkeling van kennis is eerder een continu proces, waarin hooguit kwantitatieve verschillen te onderscheiden, dan een sprongsgewijs proces met kwalitatieve verschillen. |
|
|
Term
| Wat kan de cognitieve ontwikkeling versnellen? |
|
Definition
| Taining kan de ontwikkeling versnellen. De voorsprong verdwijnt echter vanzelf door de verder rijping van de ongetrainde kinderen. Om bepaalde cognitieve vaardigheden moeten er wel aan voorwaarden worden voldaan. Zo moet eerst het kortetermijngeheugen ontwikkelt zijn. |
|
|
Term
| Wat betekent de prelinguale periode? |
|
Definition
| Eerst huilt een baby, daarna breidt zich dat uit naar kirren en babbelen. |
|
|
Term
| Hoe heet het produceren van allerlei klanken? |
|
Definition
|
|
Term
| Wat gebeurt er in de vroeg linguale periode? |
|
Definition
| De baby gaat woorden gebruiken en hij is actief bezig met taal. De eerste woorden zijn pure imitaties van de woordje die de verzorgers vaak laten horen. De eerste woorden hebben een verwijzende functie. |
|
|
Term
| Wat gebeurt er in de differentiatieperiode? |
|
Definition
| Kinderen breiden hun woordenschat uit met grote snelheid uit. Het kind leert lidwoorden, voorzetsels, tussenvoegsels en werkwoorden. |
|
|
Term
|
Definition
| De emotionele relatie met de verzorgers. Deze wordt bepaald door de manier waarop verzorgers in het eerste levensjaar met hun kind omgaan. |
|
|
Term
| Wat wordt er bedoelt met hechtingsgedrag? |
|
Definition
| Het gedrag dat de baby vertoont om ervoor te zorgen dat er iemand in de buurt komt en blijft. |
|
|
Term
| Hoe verloopt de ontwikkeling van gehechtheid? |
|
Definition
1. De eerste fase (0-4 maanden): Communicatieve signalen spelen een belangrijke rol.
2. Tweede fase (5-7 maanden): De baby gaat onderscheid aanbrengen tussen bekende en onbekende personen.
3. Derde fase (8-10 maanden): Ontstaat de gehechtheid aan een bepaalde persoon. Ook treedt er een angst voor vreemden op en een scheidingsangst. |
|
|
Term
| Wat bedoelen we met exploratie? |
|
Definition
| Als de baby genoeg veiligheid ervaart, gaat het kind verkenning van de omringende wereld. |
|
|
Term
| Welke 3 typen van hechting bestaan er en wat houd het in? |
|
Definition
1. Veilig gehecht: kind heeft een goede balans tussen zoeken naar veiligheid bij de verzorger en het exploreren van omgeving.
2. Vermijdend gehecht: kind vertoont meer exploratiegedrag dat toenadering.
3. Ambivalent (onveilig) gehecht: kind vertoont weinig exploratie en blijft heel dicht bij hun moeder. |
|
|
Term
| Wat is bepalend voor een goede hechting? |
|
Definition
| Het gedrag van de verzorger. De sensitiviteit van de moeder is een doorslaggevende rol. Deze sensitiviteit is hoog als ze goed let op de signalen van de baby en die goed weet te interpreteren. |
|
|
Term
| Wat houdt een gedesorganiseerde hechting in? |
|
Definition
| Deze kinderen vertonen veel scheidingsangst, maar vermijden toenadering als de moeder terug komt. |
|
|
Term
| Wanneer ontwikkelt een kind zelfbesef en wanneer een zelfbeeld? |
|
Definition
| Het zelfbesef ontstaat na twee jaar. Tussen 2 en 7 jaar gaat een kleuter beseffen dat het bepaalde eigenschappen heeft. Hierdoor ontwikkelt het kind kennis over zichzelf. Dit heet zelfbeeld. |
|
|
Term
| Welke 2 niveaus van kenmerken zijn te onderscheiden in het zelfbeeld na een verloop van tijd en wat houd dat in? |
|
Definition
1. Algemene eigenschappen: karaktereigenschappen en aangeboren eigenschapen.
2. Specifieke eigenschappen: Eigenschappen die aangeleerd of afgeleerd kunnen worden.
|
|
|
Term
| Wat verstaan we onder zelfwaardering? |
|
Definition
| Een oordeel die een persoon over zichzelf omschrijft. |
|
|
Term
| Wanneer krijgt een kind moreel besef? |
|
Definition
| In het tweede jaar. Door de opvoeder kan het kind toegesproken woren met morele termen. Zoals vies of stout. Er ontwikkelt zich dan ook een gevoel van schaamte of trots. |
|
|
Term
| Wanneer komt het schuldgevoel bij een kind tot stand? |
|
Definition
| In de loop van het derde en vierde levensjaar ontstaan er schuldgevoelens bij een kind. Ook leert het kind gedrag niet alleen word beoordeeld op de gevolgen maar ook op de intentie acht het gedrag. |
|
|
Term
| In welke 3 stadia verlopen de ontwikkeling van morele besef en van het morele gedrag? |
|
Definition
1. Inwilligen: kind doet pas wat anderen willen als die anderen voldoende controle op hem uitvoeren.
2. Identificatie: kind doet wat iemand anders wil, omdat die persoon aantrekkelijk is en als rolmodel functioneert.
3. Internalisatie: kind heeft zich een aantal regels over goed en kwaad eigen gemaakt. |
|
|
Term
| Welke 3 niveaus onderscheidde Kohlberg (1976)? |
|
Definition
1. Preconventionele niveau: berust het naleven van geboden en verboden van anderen op vermijden van straf.
2. Conventioneel niveau: ontstaat een duidelijk besef van regels en het belang daar van.
3. Postconventioneel niveau: ontstaat inzicht in de manier waarop regels tot stand komen en waartoe ze dienen. |
|
|
Term
| Wat gebeurt er lichamelijk tijdens de puberteit? |
|
Definition
De geslachtshormonen worden verhoogt. Dit word aangestuurd door de hypoyhalamus. Er vind een groeispurt plaats. Geslachtsgebonden groei. |
|
|
Term
| Hoe verloopt de ontwikkeling van de identiteit (5 stadia) |
|
Definition
1. Vertrouwen versus wantrouwen (0-1 jaar): de baby leet omgeving als vertrouwd of niet vertrouwd te ervaren.
2. Autonomie versus schaamte en twijfel (2-3 jaar): kind ontdekt de wereld actiever.
3. Initiatief versus schuld (4-6 jaar): kind ontwikkelt motorische en sociale vaardigheden.
4.Vlijt versus minderwaardigheid (6-12 jaar): kind ontdekt welke vermogens ze beschikken.
5. Identitieit versus identiteitsverwarring (12-19 jaar): ontwikkeling van identiteit staat centraal. |
|
|
Term
| Wat gebeurt er in de overgangsperiode van kind naar volwassene? |
|
Definition
| Kind moet de geborgenheid en het kind-zijn loslaten. Ook is er een overgang van afhankelijkheid naar zelfstandigheid. Daarnaast neemt de interesse in seksualiteit toe. Ook aan sommige pubers experimenteren met roken, drugs en alcohol. Het leidt tot botsingen met de opvoeders en behoefte naar autonomie neemt toe. |
|
|
Term
| Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de volwassen periode? |
|
Definition
- aangaan van een stabiele intieme relatie
- vorming van gezin en zorg voor kinderen
- vinden van werk en het maken van carriere. |
|
|
Term
| Volwassenen voeden kinderen op. Er zijn 3 stijlen van opvoeding welke zijn dat en wat houden ze in? |
|
Definition
1. Autoritaire opvoedingsstijl: gekenmerkt door het hanteren van regels en strikte controle.
2. Permissieve opvoedingstijl: gebrek aan eisen en geen controle
3. Ondersteunende opvoedingsstijl: uitleggen van eisen en controle. |
|
|
Term
| Wat zijn de gevolgen als de draaglast zwaardere is dan de draagkracht? |
|
Definition
| De volwassene kan een burn-out ontwikkelen. Ook stress en chronische vermoeidheid kunnen op treden. |
|
|
Term
| Wat word er bedoelt met ouderdom? |
|
Definition
| De laatste fase in het leven van een persoon. Die begint vanaf de 65ste levenjaar. |
|
|
Term
| Welke lichamelijke veroudering treden op in de ouderdom? |
|
Definition
- zintuigen gaan langzaam achteruit.
- Bloedsomloop het bloed wordt minder rondgepompt waardoor vermoeidheid ontstaat.
- ademhaling: verstijving van de ribbenkast en de longen nemen minder zuurstof op.
- Voortplanting: de spermaproductie neemt af. Vrouwen komen in de menopauze.
- Endocrien systeem: afgifte van insuline neemt af. |
|
|
Term
| Wat gebeurt er met de cognitieve vermogens van een oudere? |
|
Definition
| kortetermijngeheugen blijft goed. Alleen herinneringstaken is moeilijk. De vloeiende intelligentie en gekristalliseerde intelligentie blijf op niveau. |
|
|
Term
| Welke 3 kerndimensies bepaald volgens Rowe en Kahn de kwaliteit van leven van een oudere? |
|
Definition
1. goede gezondheid
2. behoud van cognitieve vermogens.
3. voldoende sociale of productieve activiteiten. |
|
|
Term
| Wanneer is er sprake van euthanasie en wanneer van palliatieve sedatie? |
|
Definition
Euthanasie: als men zelf een einde aan het leven wil maken. Omdat de kwaliteit van leven niet meer optimaal is.
Palliatieve sedatie: Het onnodige lijden verminderen en het levenseinde versnellen door extra morfine toe te dienen. |
|
|